Congregatie Zusters
Onze-Lieve-Vrouw van 7 Weeën Ruiselede

Leefgewoonten en rituelen


Hoewel de bevolking veelal buiten leeft, hebben ze toch een hut. Die is ingedeeld in een ontvangstruimte en twee of drie slaapkamers. De keuken is in een afzonderlijke hut.  ‘Mama’ kookt op een houtvuur tussen drie stenen. Wekelijks gaat ze zelf het hout kappen. De keuken is net zo zwart berookt als de kookpotten. De vaat is beperkt: de familie eet uit de kookpotten waar ze met z’n allen rond zitten (op de grond). De jongens zitten bij hun vader, de meisjes eten daarna samen met hun moeder in de keuken. De kookpotten worden na de vaat (die ofwel meteen na de maaltijd, ofwel ’s avonds wordt gedaan) gedroogd op een hoog rek dat naast de keuken is aangebracht.

Als je te gast bent, wordt jou vóór de maaltijd water aangeboden om je handen te wassen. Je hoeft ze niet af te drogen: aan natte handen blijft de ‘bukari’ (bloempap) minder kleven dan aan droge. Na de maaltijd wordt jou opnieuw water aangeboden, en dit keer ook zeep en een handdoek. Tijdens het eten trekken de gastheren zich uit beleefdheid meestal terug. De genodigden worden verondersteld alles op te eten. Eventuele restjes krijgen ze mee naar huis.

Bij een huwelijk worden zoveel mogelijk verschillende gerechten klaargemaakt en op een tafel gezet. De genodigden eten dan ‘buikje sta bij’ en nemen de restjes van het vlees of de vis mee naar huis in een doos of een zakje. Er wordt bij die gelegenheid ook inlands bier en palmwijn gedronken, niet uit glazen, maar uit gevulde halve kalabassen die worden rondgedeeld.

Er wordt uitbundig gedanst. De bruid mag tijdens het huwelijksfeest niet lachen. Ze wordt verondersteld er heel ingetogen bij te zitten en niet veel te zeggen…

Als het donker is en de maan aan de hemel is geklommen, wordt vuur gemaakt in de dorpen. Er wordt gedanst, gezongen en er worden verhalen verteld. Dit gebeuren is zowel romantisch als geheimzinnig.

Bij een overlijden loopt het nieuws als een vuurtje door het dorp. Het lichaam van de overledene wordt gewassen door de vrouwen die deze taak toegewezen kregen. Daarna wordt het lichaam in een ligstoel in de schaduw van een boom gezet. Er worden matten op de grond gelegd. Stilaan komen mensen hun rouw betuigen. Intussen wordt getrommeld en gezongen door de aanwezigen. Ook christelijke liederen en gebeden krijgen er hun plaats. Er worden regelingen getroffen voor de begrafenisplechtigheid en het graven van de put op het kerkhof. Dit vindt nog diezelfde dag plaats. Ook na de begrafenis gaat de rouwbetuiging verder, gedurende drie dagen en drie nachten, in de ‘lupango’ (het perceel) van de familie. De overlevering voorzegt geen goeds voor de nabestaanden.