Congregatie Zusters
Onze-Lieve-Vrouw van 7 Weeën Ruiselede

De foyer – huishoudschool


Tijdens de eerste jaren in Mufunga hadden de zusters er een foyer voor gehuwde vrouwen, maar stilaan zagen ze in dat er ook nood was aan een huishoudelijke vorming voor jonge meisjes. Die worden namelijk rond hun dertiende of veertiende door hun ouders ‘aan de man gebracht’. Ook al zijn ze nog kinderen in hun doen en laten, toch zullen ze moeten gehoorzamen aan de eisende echtgenoten die met hen een avontuur beginnen. Beantwoordt zijn echtgenote niet aan zijn wensen of wordt ze niet spoedig zwanger, dan ontdoet de man zich van haar.

Om de meisjes uit de broussedorpen beter voor te bereiden op het huwelijk en op hun taak als moeder, heeft zr. Lucienne Harinck zich in de foyer vele jaren bekommerd om hun opvoeding. Vanaf 1969 gaf ze jaarlijks aan een 50-tal meisjes een familiale opleiding, gespreid over twee jaar.

De meisjes, afkomstig uit verschillende broussedorpen, leerden koken, naaien, wassen, strijken, kinderverzorging en landbouw. Omdat ze afkomstig waren uit arme gezinnen, konden ze maar een deel van de opleidingskost betalen. Met de opbrengst van de velden en van genaaide goederen werd het verschuldigde bedrag verder aangevuld.

Sommige van deze meisjes waren al verloofd, anderen werden zwanger tijdens een vakantieperiode. Toch genoot een grote groep maximaal van deze aangeboden opleidingskans.

Al van bij het begin probeert zr. Lucienne Harinck contact te houden met haar oud-leerlingen in de dorpen. Er werden kleine foyers gesticht in Kasungeshi, Kalonga en Luika. Ook daar was een degelijke vorming voor meisjes verzekerd. Toch stelden de zusters een aantal moeilijkheden vast die de oorzaak waren van het feit dat de jonge meisjes op eigen houtje  niets konden realiseren in hun dorp: een opleiding van twee jaar is onvoldoende voor meisjes die bijvoorbeeld amper twee jaar basisonderwijs hebben gevolgd, en de minderwaardige positie van vrouwen en meisjes in hun maatschappij belet hen elke zelfstandige activiteit.

De meisjes zijn veelal onmondig, onderdanig en ondergeschikt, ook aan gehuwde vrouwen. Ook al is hun kennis en vaardigheid groter dan de gehuwde vrouwen, toch krijgen de meisjes geen recht om te spreken. Alleen een mentaliteitswijziging zou een uitweg betekenen. Dit probleem werd in 1977 aangekaart en als mogelijke oplossing werd de verlenging van de opleiding naar voor geschoven. Toch was het onmogelijk een derde jaar aan de opleiding toe te voegen, omwille van het bereiken van de huwbare leeftijd van de meisjes die het tweede jaar voltooid hadden. Konden ze op die leeftijd geen huwelijkspartner vinden, dan waren ze gedoemd om een publieke vrouw te worden. Daarom werd de idee van de foyers in de dorpen aangepast met de mogelijkheid voor jonggehuwde vrouwen en oud-leerlingen om ze te blijven bezoeken.